Over waarneming en werkelijkheid in het werk van Henric Borsten
Nico Out
Het werk van Henric Borsten kenmerkt zich door soberheid. Juist dat ingetogen karakter van zijn beelden schept de stilte waarin je als beschouwer wordt uitgenodigd ze op hun betekenis te onderzoeken. Hun aantrekkingskracht schuilt in het uitgekiende gebruik van vorm en materiaal waardoor soberheid wordt tot een ingehouden kracht.
In de beelden en installaties zetten visuele prikkels aan tot denken, tot stilstaan bij het beeld in relatie tot zijn omgeving. In een sculptuur voor een tentoonstelling in de Hogeschool Zeeland (1997) bevestigde Henric Borsten op de smalle zijde van een pilaar twee even lange stukken glas en hout. De smalle glasplaat draagt als het ware de erboven bevestigde houten balk, die een zwart verkoold oppervlak heeft. De balk reikt tot aan de bovenrand van de vloer, die door de pilaar wordt gedragen. Het beeld accentueert de functie van de pilaar, maar voegt ook iets toe. Waarom rust de balk, die door zijn volume eerder met het torsen van gewicht geassocieerd zou moeten worden, op de glasplaat die ondanks een zekere dikte toch vooral staat voor fragiliteit? Of is het omgekeerd: zou het glas met minder substantie niet evenveel kunnen dragen als het (verkoolde) hout? Maar waarom is het hout verkoold? Het hout lijkt door vuur aangetast, de materie is getransformeerd door hete vlammen, een vluchtige stroom energie. Die is gestopt voordat de balk in brokken uiteenviel, waardoor een evenwicht is bereikt tussen twee momenten: dat van aanwezigheid en dat van verdwijnen. Zoals ook het glas aanwezig is, maar tegelijkertijd door zijn transparantie het eigen bestaan ontkent. In de eigenschappen van het materiaal en hun verhouding schuilt dus een grote tegenstelling. Die is in harmonie gebracht, ook waar het de ‘kleur’ betreft. Er is geen groter contrast denkbaar dan dat tussen het diepe zwart van de balk en het volledig transparante van de glasplaat. Licht tegenover donker, donker tegenover licht. Materiële aanwezigheid tegenover het immateriële.
De door de kunstenaar getoonde tegenstelling roept echter meer op dan gedachten over het werk op die plaats. Het beeld verwijst als gezegd in eerste instantie naar het dragen van de vloer. Waarmee lijkt aangegeven dat daartoe het materiële en het onstoffelijke samen dienen te gaan. Vandaar uit is een lijn door te trekken naar de fundamentele tegenstelling waaraan alles wat bestaat is onderworpen, die wellicht zelfs de oorsprong is van alles: het licht en het duister zoals wij dat in het heelal aantreffen; twee zijden van een medaille, gescheiden maar onlosmakelijk met elkaar het geheel vormend. Hoe verhouden zich nu de werken met een complexer uiterlijk tot de hierboven beschreven sculptuur? Dat brengt mij op het gebruik van video in het werk van Henric Borsten. In 1995 toonde hij een tape met daarop niets anders dan opnamen van twee zuiver witte handen tegen een zwarte achtergrond. In drie shots veranderen de handen van houding, in de vierde (of de eerste) shot is slechts duisternis te zien. De handen zijn ook voor wie niet het beroemde beeld van Rodin (De kathedraal, 1907) kent met scheppen te verbinden. De handen creëren bouwsels. Maar tevens zijn ze het bouwmateriaal. Het ‘materiaal’ en het ‘product’ versmelten, zijn bovendien een met de gedachte die het proces aanstuurt en bepaalt. Zoals in de sculptuur voor de Hogeschool de tegenstellingen ook werden opgeheven. Ook hier verbaas ik mij er opnieuw over hoe met zo weinig middelen zoveel wordt oproepen.
In een video-installatie uit 1996 die Henric Borsten voor de Watertoren in Oost-Souburg maakte ontbrak op het eerste gezicht de elders aanwezige harmonie. Op een rechthoekig vlak van glas en spiegels stond aan drie zijden een monitor met de beeldbuis naar het centrum van het vlak gericht. Vanaf de vierde zijde zag je als toeschouwer op elk van de monitoren een effen kleurvlak, dat met een zeker ritme wisselde. Op een bepaald moment waren de kleuren magenta, lichtgroen en hemelsblauw in beeld, op een ander moment zag je bijvoorbeeld magenta en groen op twee andere monitoren, terwijl het hemelsblauw op derde monitor door nachtblauw was vervangen. Door zijn samenstelling – spiegels en gewoon glas – reflecteerde de ‘sokkel’ op sommige plaatsen het beeld van de monitoren en de ruimte er omheen sterker dan op andere. Waar gewoon glas op de vloer lag loste het gereflecteerde beeld op in de materie van de ruimte zelf. Waar spiegelglas lag was de reflectie helder. Daarnaast spiegelden ook de beeldbuizen van de monitoren enigszins, zodat zij niet alleen projecteerden, maar ook beelden gedeeltelijk absorbeerden en weerkaatsten.
De installatie had betrekking op het waarnemen van licht, kleur en ruimte in onderlinge en steeds wisselende relaties. lk zie de beeldbuis onder meer als het venster op de wereld. Borsten brengt die wereld – als Mondriaan – terug tot essenties, in dit geval kleur als facet van licht, dat op zijn beurt voorwaarde is voor het kunnen waarnemen van de werkelijkheid. De installatie is daarmee een metafoor voor het probleem van het kennen van die werkelijkheid. Het beeld verandert, is niet in een blik compleet te overzien en wordt bovendien nog in meerdere of mindere mate weerspiegeld en gebroken. Alleen ons vermogen tot denken kan het voor de waarneming gefragmenteerde beeld wellicht tot een geheel brengen. Waarbij ook dat beeld een projectie is van onze eigen geest. Ook in deze installatie speelt dus de relatie geest (denken) -materie (werkelijkheid) een rol, zij het dat Borsten hier vooral in gaat op onze relatie met de werkelijkheid en minder op de aard van de werkelijkheid zelf.
Ook in de tentoonstelling in Plus Min (1998) stelt Henric Borsten die problematiek aan de orde. Als opmaat en kader laat hij een werk zien uit glas en verkoold hout, dat verwant is met het beeld uit de Hogeschool. Door een onregelmatige balk op een horizontaal tegen de wand bevestigde glasplaat te leggen refereert hij in dit geval vooral aan de rol van de geest, de gedachte, als drager van de materie: door ons denken zien wij de werkelijkheid, die daarmee een projectie is van onze eigen geest. Naadloos sluit dit beeld daarom aan bij de installatie in de Watertoren en de andere beelden in Plus Min. Wat is er nog meer te zien? Op drie plaatsen balanceert een kleurenmonitor schuin tegen de wand. Omdat de beeldbuizen zich vlak voor de wand bevinden zie je alleen de reflectie van het geprojecteerde beeld, dat ook nu steeds uit een effen kleurvlak bestaat. De kleuren magenta, blauw en groen wisselen deze keer niet. Zo benadrukt Borsten opnieuw – maar anders – het gefragmenteerde van de werkelijkheid; elk beeld staat immers voor een aspect ervan en gaat bovendien nog gedeeltelijk schuil achter een matglazen plaat die op zijn beurt tegen monitor en wand rust. Er zijn teksten op gezandstraald: ‘overigens’, ‘néanmoins’ (Frans voor ‘niettemin’, ‘toch’, ‘evenwel’) en ‘average’, (Engels voor ‘gemiddeld’). De drie beelden samen zijn op te vatten als dragers van gedachten over de aard van de werkelijkheid. Door hun positie in de ruimte en ten opzichte van elkaar benadrukken de beelden hun eigen (geïsoleerde ) positie in het debat, terwijl de teksten kunnen verwijzen naar de voorlopigheid van het oordeel en de onmogelijkheid de realiteit in haar wezen te vatten. Plato gaf ooit aan dat wij slechts de onvolmaakte afspiegeling van de werkelijkheid of een projectie ervan zien en niet de universele realiteit van volmaakte ideeën. Borsten verbeeldt op een eigentijdse manier de grot waarin Plato de mens situeerde en voegt aan de oude ideeënleer van Plato een 20-eeuwse dimensie toe. In onze tijd zijn wij meer dan ooit individuen met elk onze eigen kijk op de realiteit. Henric Borsten zet vraagtekens bij de waarde van onze waarneming en de geldigheid van ons oordeel. Zo zet hij ons denken op scherp. Daarin vooral ligt de betekenis van zijn oeuvre.